Paragraaf 3410000

a) De specialiteit is vergoedbaar indien aangetoond wordt dat ze voor één van de volgende indicaties werd aangewend:

1. Primaire immuundeficiëntiesyndromen:

1.1. Aangeboren defecten van de antilichamen of gecombineerde T- en B-cel defecten resulterend in antilichaam deficiëntie bij kinderen of volwassenen, en waarbij aan volgende voorwaarden is voldaan:

1.1.1. Volwassenen:

– IgG-gehalte < 7,50 g/l,

– ofwel IgG2-gehalte < 1,50g/l,

– ofwel IgG3-gehalte <0,20 g/l.

1.1.2. Kinderen:

– IgG-gehalte ofwel IgG2-gehalte ofwel IgG3-gehalte onder de norm van het laboratorium, rekening houdend met een aan de leeftijd gekoppelde controlepopulatie;

– OF: defecten van het natuurlijk immuunsysteem, ofwel waarbij de diagnose genetisch werd vastgesteld, ofwel waarbij de diagnose gesteld werd door een bij herhaling vastgestelde afwijkende ‘Toll Like Receptor Response’ bij een verdacht ziektebeeld;

– OF: gecombineerde immuundefecten waarbij de diagnose gesteund is op minstens 2 van de 4 hiernavolgende criteria:

a.

Naïeve CD4+ T cellen:

– < 30% van de totale bij kinderen < 2 jaar,

– ofwel < 25% bij kinderen tussen 2-6 jaar,

– ofwel < 20% bij kinderen van > 6 jaar,

ofwel ‘T cell receptor excision circles’:

– < 40/µL bloed bij de neonaat,

– of onder de leeftijdsspecifieke norm bij oudere kinderen.

b. Onvoldoende proliferatierespons van T cellen op een mitogeen als PHA (< 50% van de norm en 2 maal aangetoond). c. Verhoogd percentage gammadelta T cellen in het perifeer bloed (> 10% van de CD3 cellen).

d. Primaire T cel lymfopenie, met

CD4:

– < 700/µL bij kinderen < 2 jaar,

– ofwel < 500/µL bij kinderen tussen 2-4 jaar,

– ofwel < 300/µL bij kinderen van > 4 jaar,

ofwel CD8:

– < 350/µL bij kinderen < 2 jaar,

– ofwel < 250/µL bij kinderen tussen 2-4 jaar,

– ofwel < 150/µL bij kinderen van > 4 jaar.

1.1.3. De antilichaam deficiëntie moet geleid hebben tot een levensbedreigende infectie of tot recurrente episodes van klinisch significante infecties waarvoor antibioticatherapie noodzakelijk was.

1.1.4. De diagnose van primaire immunodeficiëntie werd gesteld en/of bevestigd door een arts die deel uitmaakt van ‘The Belgian primary immunodeficiency group’.

1.1.5. Er dient een klinische herevaluatie van de noodzaak tot behandeling met immunoglobulines te gebeuren elke 12 maand, door of in overleg met een arts die deel uitmaakt van ‘The Belgian primary immunodeficiency group.’

De geneesheer-specialist verantwoordelijk voor de behandeling maakt hiervoor een omstandig evolutieverslag, waaruit blijkt dat de therapie efficiënt is geweest en de voortzetting noodzakelijk is. Dit evolutieverslag dient te worden toegevoegd aan het medisch dossier van de patiënt.

1.2 Congenitale antipolysaccharide antilichaamdeficiëntie die tot gevolg heeft dat recidiverende infecties zijn opgetreden waarvoor herhaaldelijk antibioticatherapie noodzakelijk was. Deze deficiëntie moet gedocumenteerd zijn door het falen van de antilichaamproductie na pneumococcenvaccinatie.

2. Patiënten met Multipel Myeloom met CLL, met een andere relevante B-cel maligniteit of met een iatrogene B-cel deficiëntie door het gebruik van monoclonale antilichamen of van chemotherapie, met ernstige secundaire hypogammaglobulinemie resulterend in een recente levensbedreigende infectie of in recurrente episodes van klinisch significante infecties waarvoor herhaaldelijk gerichte antibioticatherapie noodzakelijk was.

b) Op grond van een omstandig verslag dat is opgemaakt door een geneesheer-specialist verantwoordelijk voor de behandeling, reikt de adviserend geneesheer aan de rechthebbende de machtiging uit waarvan het model is vastgesteld onder “b” van de bijlage III bij dit besluit en waarvan de geldigheidsduur beperkt is tot 12 maanden.

c) De vergoedbaarheid is beperkt tot hernieuwbare periodes van 12 maanden. Er dient alle 12 maanden een klinische herevaluatie van de noodzaak tot behandeling met immunoglobulines te gebeuren. De geneesheer-specialist verantwoordelijk voor de behandeling maakt hiervoor een omstandig evolutieverslag, waaruit blijkt dat de therapie efficiënt is geweest en de voortzetting noodzakelijk is. Op grond van dit omstandig evolutieverslag reikt de adviserend geneesheer aan de rechthebbende de machtiging uit waarvan het model is vastgesteld onder “b” van de bijlage III bij dit besluit.

d) De gelijktijdige terugbetaling van de specialiteit met andere specialiteiten op basis van immunoglobulinen (vergoedingsgroepen A-21 en A-78) wordt nooit toegestaan.